Na de dood van Dikkers in 1811, werd Gerrit Engels (volgens overlevering ook wel Bwattergaittien genoemd) benoemd tot hoofd van de gemeente Vriezenveen. Het was toen nog in de Franse tijd en daarom werd het dorpshoofd geen Schout, doch op zijn Frans, Maire genoemd. Engels was toen een jonge kerel van 21 jaar. Hij was van oorsprong geen Vriezenvener, doch in 1790 geboren te Ootmarsum. Hij was gehuwd met de Vriezenveense Johanna Derks (1789-1855).
Een zeer uitgebreid verhaal over de familie Engels kunt u lezen in het door Hessel Boonstra geschreven verhaal “Een Eeuw Engels”, wat te vinden is op de website “oudvriezenveen.nl”, onder “Documenten” en daar onder het kopje “Verhalen”.
Na de Franse overheersing, werd in 1814 de titel Maire weer vervangen door de naam Schout. Waarschijnlijk is Gerrit Engels in 1809 bij Dikkers in dienst getreden en is hij als kostganger op het schoutengoed komen wonen. Hij trad in dat jaar al op als vervangend schout. In 1813 woonde hij in elk geval op het schoutengoed. In 1817 werd Gerrit Engels eigenaar van het Schoutengoed. In 1818 werd Engels eervol ontslagen als Schout wegens zijn benoeming tot secretaris van Vriezenveen. Ook trad hij in 1824 op als procureur. In zijn plaats werd Jan Kruis benoemd tot burgemeester. Gerrit Engels verkocht in 1824 een op zijn erf gelegen rosmolen voor f. 135,- aan B. de Groot. Waarschijnlijk heeft die rosmolen aan de zuidkant van de weg gestaan zoals in die tijd gebruikelijk was. In 1832 stonden er nog 7 rosmolens verspreid over het dorp, aan de zuidkant van de straat. Het zou kunnen dat de rosmolen van Engels gebruikt werd als karnmolen en dat daar zijn bijnaam van Bwattergaittien door is ontstaan.
Na de dood van Jan Kruis, in 1830, werd de open burgemeestersplaats weer ingenomen door Gerrit Engels, de voormalige Schout. Hij had nu de titel van Burgemeester, de officiële naam voor Schout, die in 1825 was ingevoerd. In 1852 werd Engels bij Koninklijk Besluit, eervol ontslagen als Burgemeester van Vriezenveen. Hij overleed 19 november 1869 op de leeftijd van 78 jaar. Zijn jongste zoon, Hendrik Arnold, die met de dochter van de Vriezenveense schoolmeester Kunst was getrouwd, bewoonde nadien het goed. Hij had 7 kinderen. Deze Hendrik Arnold was secretaris en Gemeente- ontvanger (1852-1860) Na 1860 was hij fabrikant en had ook nog een boerderij. Zijn broer Gerhardus Herman, zat in de handel in Rusland, eerst samen met zijn oudste broer in Moskou en na het overlijden van zijn broer daar, in Sint Petersburg (1848-1873), Hij werd na de dood van zijn vader, in 1871 eigenaar van het Schoutengoed. Hij liet de oude boerderij afbreken en liet een nieuwe boerderij met een villa aan de voorkant bouwen. In de zijgevel, rechts naast de deeldeuren, zat de gevelsteen met de letters G.E. 1871 (Gerhardus Engels). Deze gevelsteen zat eerst bij de ingang in de zijgevel van de villa en is na sloop van de villa, hier in de zijgevel naast de grote inrijdeuren geplaatst (de steen is maar een centimeter of vijf dik). Op de foto van de zijgevel van de villa waar de fam. Hammink op staat, is de gevelsteen nog te zien naast het hoofd van mevrouw Hammink (blz.19). Van 1873 tot zijn dood in 1899, woonde Gerhardus Engels ook in villa Engels. Gerhard werd ook wel “Malinky” (klein) of “Oomia” (oompje) genoemd omdat hij klein van persoon was. Ook de zoon van zijn broer Hendrik Arnold, Gerrit (1867-1944) woonde van 1886 tot 1902 met zijn gezin in de villa even als diens vrijgezelle zussen Jo en Emma. De villa was ongeveer 11m breed, 14 m diep en had 10 kamers en een keuken (dat was waarschijnlijk inclusief het voorste deel van het achterhuis). Het lijkt er op dat het woongedeelte van de boerderij, gescheiden was van de rest van de villa. Het is zeer wel mogelijk dat dit achterste woongedeelte werd bewoond door een knecht met zijn gezin, die de boerderij runde. Het is zeer onwaarschijnlijk dat de heren Engels zelf boerenwerkzaamheden verrichten. Ook aan de buitenkant was dit achterste woongedeelte met een heg afgeschermd naar de voorkant om op die manier een stukje privacy voor de bewoners van de villa te waarborgen.
Misschien wel een groot woord, maar toch is op het Engelsgoed het eerste begin geweest van een Vriezenveense textielfabriek. Aan de oostzijde van het huis stond in 1832, een gebouwtje waar eertijds een bierbrouwerijtje gevestigd was. Wie deze brouwerij dreef is niet met zekerheid te zeggen. Het gebouwtje lag tegen de oostelijke erfgrens aan en was ongeveer 5 x 20 meter groot. Wel weten we dat er iets later een handweverij gevestigd was, die het eigendom was van Engels. Deze handweverij was voor die tijd en klein fabriekje, want er stonden een twintigtal handgetouwen, die meestal door jonge wevers waarvoor thuis geen getouwen beschikbaar waren, bediend werden. In de jaren , na 1850, toen in Twente de eerste stoomweverijen werden opgericht, staken ook enige Vriezenveense linnen-kooplui de koppen bij elkaar. Zij opperden de mening, dat een stoomweverij in Vriezenveen ook wel op zijn plaats zou zijn. Arbeiders die hun vak kenden, waren ook hier wel te vinden. Hendrik Arnold Engels, die waarschijnlijk de handweverij beheerde, zijn zwager C.L. Weitzel en Wicher Jansen pakten de koe bij de horens en zetten door. En in 1860 bouwden zij aan het eniger jaren eerder geopende kanaal Almelo-Zwolle, een stoomweverij. Het was het begin van het latere fabriekscomplex van Jansen en Tilanus N.V. Toen de stoomweverij in 1861 klaar was, doekte Engels zijn handweverij op en bracht de wevers over naar de nieuwe fabriek waar zij ‘stoomwever’ werden. Het ‘Breeuweriegie’ bij Engels werd rond 1871 afgebroken. Nog steeds zitten er nog funderingsresten van het gebouwtje hier in de grond. Hendrik Arnold en zijn zwager Weitzel (uit Oldenzaal) trokken zich al vrij snel terug uit het nieuw gestarte bedrijf. Wicher Jansen, die zijn geld had gestoken in het onroerend goed, ging verder met de heer Tilanus die ook flink kapitaal in de fabriek stak.
Boerderij fam. Hospers.
De middelste zoon van Hendrik Arnold, Jan (1862-1926) werd in 1900 eigenaar van de villa en de achter gelegen boerderij. Jan was firmant en eigenaar van de firma Kunst & Co te St.Petersburg waar hij tot ongeveer 1914 woonde en waar zijn oudste 4 kinderen werden geboren. Zijn jongste zoon werd in 1914 te Apeldoorn geboren.
Tot 1920 bleef de familie Engels op het ‘Engelsspil’ wonen. De laatste bewoners waren de dames Engels, Emma en Jo. Hun huisgenoot was een grote Deense dog, die Gerret werd genoemd. Hij was het troetelkind van beide oude dames en werd als kind verzorgd. Als Gerret een wandeling had gemaakt en smerige poten had, werden hem, als hij binnengelaten werd, een paar witte sokjes aangetrokken; hij maakte anders met zijn poten de kamer vuil. Ook werd beweerd dat de hond problemen had met zijn poten. Ook dat zou waar kunnen zijn want als je als hond altijd op sokken moet lopen, kan dat wel eens problemen geven. Toen de hond dood is gegaan is hij in plechtige stoet op de kruiwagen naar achteren gereden en daar met de witte sokjes begraven. De dames Engels zijn naar Baarn verhuist. In 1921 werd het ‘Engelsspil’ verkocht. Koper van de villa met grote tuin aan de overkant van de weg, werd de Gemeente Vriezenveen. Deze kocht het goed voor f.17.200,-
Ook de achter de villa Engels gelegen boerderij behoorde tot het Engelsgoed en werd door de familie Engels verpacht. De pachters waren onder andere de familie Kleinhalle, Winkel en de familie Voordouw. Johannes Voordouw kwam in 1910 met zijn gezin vanuit Bodegraven naar Geesteren, maar vertrok 4 jaar later naar Vriezenveen. Hij begon direct met zijn gezin te werken aan een kaasmakerij. Van de melk van zijn 8 koeien kon hij echter niet voldoende kaas maken en daarom kocht hij de melk van boeren op het Oosteinde. Hij was op 31 december 1889 getrouwd met Gijsje Bakker uit Nieuwkoop. Deze vrouw viel in het dorp op door haar bijzondere kledendracht. Ook Johannes liep rond in zijn traditionele kledendracht, namelijk met loshangende boeren kiel en vest, niet al te lange broek en witte klompen. De kinderen riepen hem wel eens na met: “Een kwatje as ie um op de boksepiepe trapt”. Zijn vrouw werd dan wel eens kwaad en riep de kinderen dan toe: “Van de wurf af, en vlug”. In 1922 verliet de familie Voordouw Vriezenveen en vestigden zich in Neede.
Toen het Engelsgoed werd geveild, kocht de familie Hospers deze boerderij en verhuisde van het oude erve Brinckhuis, dat ten oosten naast de villa lag, naar deze boerderij. Het gebintwerk van hun oude boerderij, die werd afgebroken, werd gedeeltelijk hergebruikt in de schuur van Weitemansweg 3, waar een zoon van Hospers ging wonen. Een andere zoon van de familie Hospers die achter het Engelsgoed bleef wonen, bouwde in ruilverkavelingsverband een nieuwe boerderij aan de Horstweg 8, alwaar zij haar grond toebedeeld had gekregen. Ze verhuisden op 28 oktober 1960 naar deze nieuwe boerderij. De verlaten boerderij aan het Oosteinde werd toen afgebroken.