Het achterhuis en stalinrichting

Gebintbalk met gesmede haken.

Een van de gebintbalken op de begane gerond van de deel, was voorzien van twee gesmede haken. Deze haken zag men in meerdere boerderijen in Vriezenveen, zoals in de Peddemorsboerderij en boerderij De Grooten (1905). Waarschijnlijk werden deze haken gebruikt bij de slacht. Bij de gebinten waren de gebintstijlen aan de westzijde boven de gebintbalk afgezaagd en strak achter de zijgevel geplaatst. Aan de oostzijde waren de gebintbalken ingekort en met een ander stuk gebintbalk verlengd tot in de oostgevel. Op 3,5 meter uit deze gevel was er een gebintstijl ter ondersteuning aangebracht . De oude nog bestaande nummering van de telmerken was zeer willekeurig.

Links boven de linker stijl is de gebintbalk gelast en verlengd.

Gehakt telmerk op één van de gebintstijlen (nr. 6)

Gehakt telmerk op één van de gebintstijlen (nr. 6)

Zuidoost gevel.

Inrijdeuren in de oostgevel.

De oostgevel, voorzijde van de boerderij. De voorste twee raamkozijnen en deurkozijn, zijn nog origineel van de bouw in 1871. Het lagere deurkozijn komt waarschijnlijk uit het voorste gesloopte deel van de boerderij aan de west zijde. Het lage raamkozijn komt uit de bovenverdieping van de gesloopte villa. De laatste twee kozijnen zijn er tijdens de verbouwing rond 1932 ingezet.

De zijgevels en achtergevel zijn van 1871 en zijn gemetseld met gelige bakstenen met een beetje roze zweem. De handvormstenen zijn 20,5 x 5,5 x 10 cm en zijn niet erg hard gebakken. Het was dus direct al de bedoeling de gevels te pleisteren. Vooral om de vensters van de villa was mooi gedecoreerd stucwerk gemaakt. Het dak van de boerderij was gedekt met oudhollandse dakpannen. Aan de oostzijde en voorkant westzijde grijs (zichtzijde) en de rest van de westzijde rood.

Zeer bijzonder zijn de grote inrijdeuren aan de zijkant van de boerderij. Dat komt in Twente eigenlijk niet voor. In Vriezenveen kwam dat in het verleden echter veelvuldig voor. Op onderstaande plattegrond uit 1832 is duidelijk te zien dat er nog meerdere boerderijen vlak bij het schoutengoed stonden die nog een zijingang hadden in de toen nog lage zijgevels. Dit is waarschijnlijk nog een overlevering van de Frye Friezen die het dorp rond 1300 begonnen zijn door het gebied te ontginnen. Waarschijnlijk kwamen ze uit de buurt van Weststellingwerf, even als de Staphorsters. Ook in die buurt zie je boerderijen met zijingangen. Dit zijn boerderijen van het dwarsdeeltype. Waarschijnlijk zijn de boerderijen hier in Vriezenveen door de eeuwen heen vertwentst en ontstond de langsdeel met zijingang. Doordat de kavels door vererving e.d. door de eeuwen heen steeds smaller werden, werd het nut van de zijingangen steeds kleiner en bouwde men boerderijen met alleen aan de achterkant grote inrijdeuren. De uit de 17e eeuw stammende Poortmansboerderij achter op het oosteinde (in 1964 gesloopt) had ook zo’n zijingang die later, na 1832, is dicht gemaakt. Het stukje dwarsdeel is echter altijd blijven bestaan.

Rechts onder bij de grote inrijdeuren zit de gevelsteen met ‘G.E. 1871’.

Hier de situatie rond 1832. Bij meerdere boerderijen in de buurt is nog een zijingang aanwezig.

Oostgevel met direct achter de latere keuken de grote zijingang.

Binnen zijde van de grote zijingang. Rechts behoorde bij het voorhuis en links waren stalletjes.

Links voor dit gebint zat de grote zijingang. Het gedeelte waar hier de trap staat, was vroeger het voorste gedeelte van de deel. De muur rechts is van latere tijd.

Bijzonder was dat de deel naar achteren niet midden in de boerderij lag maar aan de westkant. De koeien stonden in het midden van de ruimte, met hun kop naar de deel. Achter de koeien een grup voor het opvangen van de mest, met daarachter een looppad van een meter breed. Aan de oostkant daarvan waren stallen voor paarden en jongvee. De buitengevel bij deze achterste stallen was 1,5 steens dik gemetseld. De rest steens. Wat er op kan wijzen dat hier paarden werden gestald, wat extra stevigheid vereiste. Het zou ook kunnen dat achter aan de westzijde van de boerderij een paardenstal heeft gezeten. Het achterste deel van de zijgevel was aan de westkant niet gepleisterd en het is te zien dat er een muur tegenaan gezeten heeft. Van deze muur kwam de fundering nog weer tevoorschijn met het graafwerk. Dit stalgedeelte was 6,7 meter naar het westen uitgebouwd. Boerderij Brink, die stond aan het Westeinde waar nu de Koningsweg loopt en waar de nieuwe eigenaresse is opgegroeid, had de zelfde soort stalindeling, met paardenstal aan de westzijde er tegenaan gebouwd. Dit koestalgedeelte is er niet in 1871 ingemaakt, maar is denk ik van rond 1925. In de gierkelder (onder het achterste stuk van de koeienstaplaats, de grup en het achterpad was al gewapend beton verwerkt). De staplaats van de koeien was 135 cm hetgeen aangeeft dat de koeien toen der tijd kleiner waren dan tegenwoordig.

Restant van de inrijdeuren in de achtergevel.

De looppad achter de koeien met gierput opening. Eén putopening zat net achter de achtergevel.

Vooraan de rand waar de reppels in stonden (46 cm h.o.h.) met daarachter de standplaats voor de koeien (135 cm) en de grup.

Achterste deel van de noordwest gevel waar ooit nog een aanbouw tegenaan gezeten heeft van 6,7 m naar links.

Plattegrond van Boerderij Brink.